Gebruikers van scholen die toegang hebben via Academic Software kunnen nu aanmelden via dit platform i.p.v. via Smartschool.

Adverbs (bijwoorden)

Adverbs of Bijwoorden: Vorming & Gebruik. Leraar: Arne Mennes
Diploma: Bachelor wiskunde-Engels

Lestraject bekijken?


Probeer WeZooz Academy meteen even GRATIS uit en start met leren dankzij onze diverse lestrajecten voor vakken in de 1ste graad A!

Gratis proberen Aanmelden

Ontdek wat bijwoorden of adverbs zijn en hoe je de adverbs of frequency exact gebruikt. Volg het lestraject met video's en een test en neem voorsprong op de rest van de klas!

Dit lestraject bestaat uit 5 lessen,
Geschatte duurtijd: 15 minuten.

Gratis proberen Aanmelden

  • Inhoudstafel Adverbs (bijwoorden)
  • Adverbs of Bijwoorden: Vorming & Gebruik.

    Arne vertelt je in deze video hoe bijwoorden in het Engels eruit zien en wanneer je ze gebruikt. (1ste graad)

    Hoe herken je adverbs of bijwoorden in het Engels? Kom het allemaal te weten in deze video waarin Arne het heeft over de vorming en het gebruik ervan.

  • Oefeningen Adverbs

    1. Duid het 'adverb' aan in de zin. 

      The old lady walked away slowly. 

    2. Duid de adverbs aan in de zin. 

      The students filled in their tests very carefully. 

    3. Zet de adverbs bij hun juiste benaming! 

  • Adverbs of Frequency of Bijwoorden die uitdrukken hoe vaak iets zich voordoet!

    Arne moet wel erg vaak naar het toilet. In het Engels druk je zo een "aantal keer in een bepaalde periode" uit met een adverb of frequency. (1ste graad)

    Gewoonlijk, altijd, normaal gezien, vaak, soms, ... In het Engels noemen we deze bijwoorden adverbs of frequency. In deze video vertelt Arne je waar in de zin je deze bijzondere bijwoorden kan vinden of kan plaatsen.

  • Oefeningen Adverbs

    1. Zet het 'adverb' op de juiste plaats in de zin. (never)

      We (1) wake up (2) before (3) 11 AM (4) . 

    2. Zet het 'adverb' op de juiste plaats in de zin. (always)

      Kim (1) is (2) late (3) for photoshoots (4) . 

  • TEST - Adverbs

    1. She is a slow eater. She eats ... .

    2. Christian is a fast runner. Christian runs ... .

    3. Elizabeth is a loud eater. She eats ... .

Bekijk volledig traject Verberg volledig traject