Wiskunde 1ste graad A

Bart legt de terminologie van de hoofdbewerkingen uit. (1ste graad)

Bart overloopt voor de 4 hoofdbewerkingen (optelling, aftrekking, vermenigvuldiging, deling) welke terminologie er gebruikt wordt en hoe alles heet in zo'n bewerking.

1. Bereken het quotiënt van ##60## en ##4##.

2. Bereken het product van 11 en 3. 

3. Bereken het verschil van 125 en 67.

Bart legt het verband tussen som en verschil en product en deling uit. (1ste graad)

Bart legt enkele verbanden uit. Hij komt trouwens ook net van het ziekenhuis en heeft een verband op zijn hoofd. Hij legt eerst het verband uit tussen optellen en aftrekken en daarna tussen vermenigvuldigen en delen.

1. Als je weet dat ##x:y=z##. Waaraan is ##y.z## dan gelijk? Kies een antwoord uit de lijst.

2. Als je weet dat ##x+y=z##. Waaraan is  ##z-y## dan gelijk? Kies een antwoord uit de lijst.

3. Als je weet dat ##a . b = c##, waaraan is b dan gelijk?

Bart legt het verschil uit tussen een opgaande en niet-opgaande deling. (1ste graad)

Wat zijn nu juist een opgaande en een niet-opgaande deling? Bart legt het je uit aan de hand van de restwaarde en rekent een voorbeeldje uit met een staartdeling. Als laatste legt hij uit wat het deeltal, de deler en het quotiënt zijn in een deling en hoe deze in verband staan met elkaar.

1. Bereken ##363:7## met een staartdeling. Waaraan is de rest gelijk?

2. Bereken ##223:5## met een staartdeling. Waaraan is de rest gelijk?

   Een natuurlijk getal, bijvoorbeeld 20.

3. Je bent jarig en trakteert je klas op snoepjes. Er zitten 300 snoepjes in een zakje en jullie zijn in de klas met 14 leerlingen. Hoeveel snoepjes blijven er over voor de leerkracht?

   

1. Het quotiënt vermenigvuldigd met de deler vormt...

    

2. Reken uit: ##75:15 = ##

    

3. Reken uit: ##8 * 13 = ##