Wiskunde 1ste graad A

Bart bespreekt het begrip schaal aan de hand van een voorbeeld. (1ste graad)

Bart legt in deze video het begrip verhouding of schaal uit. Hij gaat hiervoor op reis naar Pisa, Parijs en Benidorm. 

1. Een bepaald toeristisch gebouw is in werkelijkheid 15m hoog. In de winkel vind je een schaalmodel op schaal 1:60. Wat is de hoogte van dit schaalmodel (in cm)?

2. Voor Halloween heb je een plastic spin gekocht. De plastic spin is 10 cm groot. Het insect is een uitvergroting op schaal 5:1. Hoe groot is dit type spin in werkelijkheid?

Bart past het begrip schaal toe op een tekening/miniatuur en berekent de werkelijke grootte van een gelijkvormige figuur. (1ste graad)

Bart legt in deze lesvideo wiskunde uit hoe we schaal toepassen op gelijkvormige figuren.

1. Op een schilderij is een vrouw getekend van 10 cm. Het schilderij is geschilderd op schaal 1:15.

   Hoe groot is de vrouw in werkelijkheid? 

2. Op je biologieboek staat een foto van een mier op schaal 10:1. De mier is op de foto 5 cm groot.

   Hoe groot is de mier in werkelijkheid? (Geef je antwoord in millimeter)
   
   

1. Bereken de schaal waarop het huis is getekend. Op de tekening meet:

   ##lABl = 3 cm##

   ##lCDl = 1,33 ... cm##

   ##lDEl = 2,33 ... cm##

   ##lAEl = 4 cm##

    

    

2. De schaal van de kaart is ##1:9000##. De afstand in werkelijkheid bedraagt 720 meter.

   
   Welke afstand is dit op de kaart?

3. Een voetbalveld met een oppervlakte van ##9900 m^2## is op schaal getekend als een rechthoek met opp. ##99 cm^2##. 

   Bereken de schaal!