Nederlands 2de graad

Hannelore schrijft regelmatige werkwoorden in de verleden tijd. (1ste graad)

Het schrijven van regelmatige werkwoorden in de verleden tijd er bestaan regels voor. Hannelore legt die regels uit in deze lesvideo. Let dus goed op, want dit is belangrijk om foutloos te leren schrijven. 

1.  
   Duid de juiste schrijfwijze van het regelmatige werkwoord in de verleden tijd aan.

   "De werkman ... [verbreden] ... het voetpad."

    

2. Verbind elke infinitief met de vorm in de verleden tijd (enkelvoud).

3.  
   Duid de juiste schrijfwijze van het regelmatige werkwoord in de verleden tijd aan.

   "De hond ... [wachten] ... dagenlang op zijn baasje."

Hannelore neemt het voltooid en onvoltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord onder de loep. (1ste graad)

Wat is het verschil tussen het voltooid en onvoltooid deelwoord als we dit gebruiken als bijvoeglijk naamwoord? Wel, het verschil zit hem in de spelling. Wil je weten waar het verschil hem juist zit? Dan is het bekijken van deze lesvideo de oplossing. Leerkracht Hannelore staat ter uwer beschikking. 

1. Hoe luidt het voltooid deelwoord in de volgende zin?

   "Mijn tand werd niet ... [verdoven] ..., omdat het maar een piepklein gaatje was."

2. Koppel de opgegeven infinitieven aan de juiste voltooide deelwoorden.

    

3. Het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: duid de juiste schrijfwijze aan. 

1. Lees aandachtig de zin en duid vervolgens de juiste schrijfwijze aan.

   "Het pakje kwam erg [ ... ] aan in de winkel."

2. Noteer de correcte vorm van het werkwoord 'neerstorten' in de onderstaande zin.

   "Gelukkig was er in het [ ... ] vliegtuig geen brand ontstaan."

3. Verbind elke tijd van het werkwoord met het passende voorbeeld.