Natacha heeft het in deze video over de 4 andere faseovergangen naast smelten en stollen. (1ste graad)
Welkom bij WeZooz Academy
Je bekijkt een gratis preview van deze lesvideo.
Meld je aan, probeer gratis om meer te zien of koop meteen toegang.
Faseovergangen verdampen, condenseren, sublimeren en desublimeren.
Er zijn 6 faseovergangen: smelten, stollen, verdampen, condenseren, sublimeren en desublimeren. In deze video legt Natacha de laatste 4 uit.
Naast smelten en stollen, bestaan er nog 4 andere faseovergangen met name verdampen, condenseren, sublimeren en desublimeren.
Verdampen en condenseren zijn elkaars tegenstelde. Bij verdampen gaat een stof van vloeibaar naar gasvormig en bij condenseren is het omgekeerd. Een aantal factoren kunnen ervoor zorgen dat een stof sneller verdampt. Een eerste is de temperatuur. Hoe warmer de omgeving, hoe sneller een stof verdampt. Ook de grootte van het verdampingsoppervlak is van belang. Hoe groter, hoe sneller iets verdampt. Verder is ook de aard van de stof niet onbelangrijk. Alcohol verdampt bijvoorbeeld sneller dan water. En tenslotte speelt ook de luchtverversing (bv. wind) een rol bij de snelheid van verdampen. Pas wel op, verdampen is iets anders dan koken. Koken gebeurt in de volledige vloeistof, terwijl verdampen enkel aan het vloeistofoppervlak gebeurt. Ook is er bij koken een constante temperatuur nodig en bij verdampen niet. Condenseren (ook wel aandampen genoemd) is dus het overgaan van een gasvormige stof naar de vloeibare versie ervan. Dit kan je bv. goed waarnemen als je uit de douche komt en je naar je spiegel kijkt. Of wanneer je in de winter op een volle bus zit. Warme gasmoleculen slaan dan aan tegen een koud oppervlak. Sublimeren is van een vaste stof naar een gasvormige stof gaan, zonder eerst vloeibaar te worden (bv. een geurblokje). Desublimeren is het omgekeerde (bv. wit gras in de winter zonder dat het gesneeuwd heeft).
Wil je meer weten over de faseovergangen smelten en stollen, check dan zeker en vast deze video.